Regeerakkoord 2025 – Beperkte impact op de DBI-aftrek of toch niet?
De federale regering-De Wever I kan eindelijk van start gaan. Het regeerakkoord voorziet voor vennootschappen in een hervorming van de zogenaamde “DBI-aftrek”. Wij kaderen alvast de impact en mogelijke gevolgen. Om begripsverwarring te voorkomen: het regeerakkoord voorziet ook in wijzigingen inzake de “DBI-bevek”. Deze komen in een ander artikel aan bod.
DBI-aftrek onder de huidige regeling
Alvorens van start te gaan met de vooropgestelde wijzigingen vatten wij kort de DBI-aftrek (aftrek voor definitief belaste inkomsten) samen. Onder de huidige regeling kan een vennootschap die een dividend ontvangt dit van vennootschapsbelasting vrijstellen, mits aan drie voorwaarden cumulatief voldaan is:
- Participatievoorwaarde: de dividendontvangende vennootschap moet een minimale participatie aanhouden van 10% of met een aanschaffingswaarde van 2.500.000 euro in de dividenduitkerende vennootschap;
- Permanentievoorwaarde: de dividendontvangende vennootschap moet de aandelen van de dividenduitkerende vennootschap gedurende één jaar in volle eigendom houden;
- Taxatievoorwaarde: de winst van de dividenduitkerende vennootschap dient onderworpen te worden aan het normale belastingregime.
Indien deze voorwaarden niet cumulatief vervuld zijn, wordt het verkregen dividend belast tegen de normale vennootschapsbelasting (20%/25%).
Dezelfde voorwaarden gelden in de vennootschapsbelasting overigens voor de vrijstelling van meerwaarden op aandelen. Bijgevolg zijn bovenstaande cumulatieve voorwaarden belangrijk voor zowel verkregen dividenden als voor gerealiseerde meerwaarden op aandelen.
Voorgestelde hervorming
Van aftrek naar vrijstelling
Het regeerakkoord bepaalt dat de DBI-aftrek wordt omgezet in een vrijstelling. Deze wijziging was overigens al voorzien in de bredere fiscale hervormingsnota van (toenmalig minister) Van Peteghem.
Dergelijke aanpassing zou o.a. als voordeel hebben dat ontvangen dividenden geen negatieve impact meer hebben op de toepassing van de groepsbijdrageregeling waardoor (vereenvoudigd gesteld) een verlieslatende vennootschap onder voorwaarden haar verliezen kan overdragen aan een verbonden winstgevende vennootschap.
Bijkomend voordeel kan zijn dat verlieslatende vennootschappen die dividenden ontvangen naar aanleiding van een ontbinding en vereffening, de zogenaamde “liquidatieboni”, hun fiscale verliezen niet langer kwijtspelen. Voorts kan er een impact zijn op de berekeningsbasis voor toepassing van het tax shelter systeem. Het is wachten op de definitieve uitwerking om hierover uitsluitsel te geven.
Aanpassing participatievoorwaarde
Het regeerakkoord voorziet ook in een aanpassing aan de participatievoorwaarde (supra), maar enkel voor en tussen grote ondernemingen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, §1, 4°/1 WIB92. Participaties van minder dan 10% zullen een minimum aanschaffingswaarde moeten hebben van 4.000.000 euro in plaats van 2.500.000 euro. De 10% grens blijft wel ongewijzigd. Bijkomend dient de deelneming ook de aard van financieel vast actief te hebben.
Kleine en middelgrote ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden opgenomen in artikel 2, §1, 4°/1 WIB92 blijven buiten schot. De huidige participatievoorwaarden van 2.500.000 euro of 10% blijven onveranderd. Voorts hoeft de deelneming voor hen niet de aard van financieel vast actief te hebben.
Voor welke vennootschappen verandert de participatievoorwaarde niet?
Concreet blijven de oude criteria gelden voor vennootschappen die in ten minste twee van de laatste drie afgesloten belastbare tijdperken een gemiddeld personeelsbestand hebben van minder dan 250 personen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten en waarvan:
- de omzet exclusief de belasting over de toegevoegde waarde het bedrag van 50 miljoen euro niet overschrijdt, of
- het balanstotaal het bedrag van 43 miljoen euro niet overschrijdt.
Indien de onderneming een verbonden onderneming is, worden de criteria inzake jaaromzet en jaarlijks balanstotaal op geconsolideerde basis vastgesteld. Om het gemiddelde personeelsbestand van een verbonden onderneming te bepalen, wordt het gemiddelde personeelsbestand van elk van de betrokken verbonden vennootschappen in het belastbare tijdperk opgeteld.
Wanneer is een participatie een financieel vast actief?
De boekhoudwetgeving van financiële vaste activa is terug te vinden in het KB WVV dat drie categorieën onderscheidt:
- verbonden ondernemingen;
- andere ondernemingen waarmee een deelnemingsverhouding bestaat;
- andere financiële vaste activa.
Gezien de vaagheid van de definitie van financiële vaste activa zijn discussies hierover niet uitgesloten.
Daarnaast is het verrassend dat deze voorwaarde (opnieuw) zou worden toegevoegd, aangezien deze in het verleden al eens werd ingevoerd en in 2011 werd afgeschaft wegens strijdigheid met de Europese Moeder-Dochterrichtlijn. Nu wordt deze voorwaarde opnieuw toegevoegd, weliswaar enkel voor grote ondernemingen die moeten voldoen aan de nieuwe participatievoorwaarde van 4.000.000 euro of 10%.
Inwerkingtreding
Deze hervorming moet verder uitgewerkt en omgezet worden in een wetgevend kader. Het is vandaag nog onduidelijk welke timing de nieuwe regering voor ogen heeft. Gezien de mogelijke budgettaire impact(en) die de vooropgestelde wijzigingen in het regeerakkoord met zich meebrengen is het o.i. niet uitgesloten dat enkele wijzigingen nog hun uitwerking zullen hebben in de loop van 2025 en andere pas vanaf 1 januari 2026. Het is afwachten op meer informatie hierover.