Vermoeden van arbeidsovereenkomst in de bouw: de spelregels

26.06.2017

In de bouwsector is er een vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst waarbij op basis van negen criteria beslist wordt of iemand een schijnzelfstandige is. Een vraag die we vaak krijgen: Gelden deze criteria ook voor bepaalde functies in het bouwbedrijf die via een zelfstandige samenwerkingsovereenkomst uitgevoerd worden?

Dat de bouwsector geviseerd wordt als dé sector waarin de sociale fraude welig zou tieren, is geen geheim. Zo werd er in 2012 via de Arbeidsrelatiewet voor de bouwsector zelfs een vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst ingevoerd.

Hoe ziet de werkwijze eruit? Aan de hand van negen strenge criteria wordt beoordeeld of een zelfstandige in feite onder ‘gezag, leiding en toezicht’ staat en dus een schijnzelfstandige is. Als vijf of meer criteria van toepassing zijn, geldt er een vermoeden dat het gaat om een schijnzelfstandige.

MEER DAN DE BOUWSECTOR ALLEEN

Deze criteria gelden niet alleen meer voor de bouwsector in strikte zin (PC 124). Maar ook voor de sectoren:

  • Stoffering en hout (PC 126);
  • Metaal-, machine- en elektrische bouw (PC 111);
  • Elektriciens – installatie en distributie (paritair subcomité 149.01).

Gelden deze criteria nu ook voor bepaalde functies in het bouwbedrijf die via een zelfstandige samenwerkingsovereenkomst uitgevoerd worden? Met andere woorden: heeft de omstandigheid dat een onderneming tot de bouwsector behoort tot gevolg dat het vermoeden van toepassing is op alle personen die daarin een activiteit uitoefenen? Ongeacht welke?

HET ANTWOORD?

Neen! De Arbeidsrelatiewet beoogt uitdrukkelijk de uitvoering van werkzaamheden in de bouwsector. Ter verduidelijking wordt zelfs aangegeven om welke activiteiten het gaat. Bijvoorbeeld installatie van een centraal verwarmingssysteem, elektrische installatie van een gebouw. De wet verwijst naar het begrip ‘werken in onroerende staat’ uit de BTW- wetgeving.

Recent besloot een Arbeidshof nog dat een zelfstandige medewerker die belast werd met de financiële directie niet valt onder het vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

HOE BEOORDELEN?

Is er sprake van een werkelijke zelfstandige relatie? Dan kijken we naar de vier algemene criteria die het mogelijk maken het bestaan of de afwezigheid van een gezagsband te beoordelen.

Volgende concrete elementen van uitvoering van de overeenkomst tussen de partijen behoren volgens het Arbeidshof tot een samenwerking tussen zelfstandigen:

  1. De wil der partijen die wordt gestaafd door de toegepaste facturatie en het feit dat de zaak, in eerste instantie, werd ingeleid voor de rechtbank van eerste aanleg;
  2. Het gebrek aan richtlijnen zoals betreffende de te presteren dagen of het in acht te nemen uurrooster;
  3. Afwezigheid van precieze instructies betreffende de uitvoering van de opdracht;
  4. De ontstentenis van controlemiddelen.

CONCLUSIE?

Het feit dat men afhangt van de bouwsector, brengt niet automatisch de toepassing van het vermoeden van arbeidsovereenkomst met zich mee, vermits de zelfstandige medewerker belast is met de financiële directie van de vennootschap. Meer weten over dit dossier? Contacteer onze adviseurs!

Publicatiedatum: 30 juni 2017

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.