Regeerakkoord 2025 – De nieuwe meerwaardebelasting of solidariteitsbijdrage: nog veel vragen…
De regering De Wever I heeft zoals algemeen bekend een nieuwe meerwaardebelasting – solidariteitsbijdrage genoemd – aangekondigd op financiële activa. Wat weten we hier al over? Een eerste analyse waarin wij al enkele problematieken belichten.
Algemeen kader
De aangekondigde heffing situeert zich in de personenbelasting en zal derhalve in regel van toepassing zijn voor natuurlijke personen. Voor vennootschappen geldt de nieuwe regeling niet. Meerwaarden op financiële activa zijn in de vennootschapsbelasting overigens al in regel gewoon belastbaar.
Binnen de personenbelasting wil de nieuwe regering zogenaamde verrichtingen van “normaal beheer van privé vermogen” belasten. Ingeval u een meerwaarde behaalt uit niet normaal beheer, maar wel buiten een beroepsactiviteit, moet u vandaag immers al uitgaan van een belastingheffing tegen 33%, te vermeerderen met aanvullende gemeentebelasting.
Voor die “normale” meerwaarden zou in de toekomst een heffing gelden van in beginsel 10%.
Welke meerwaarden?
Het regeerakkoord heeft het over meerwaarden op “financiële activa”. Hieronder worden zeker aandelen, obligaties, trackers, aandelenfondsen, opties en dergelijke verstaan. Ook cryptobeleggingen ontspringen de dans niet. Minder duidelijk is of bijvoorbeeld ook meerwaarden op tak 23 verzekeringsproducten geviseerd zijn. Evenmin is duidelijk of aandelen verworven in het kader van optieplannen de dans zullen ontspringen. Meerwaarden op goud, kunstvoorwerpen e.d. lijken buiten schot te blijven, net als meerwaarden op onroerend goed. Voor deze laatste bestaat binnen het “normaal beheer” wel al een belasting voor meerwaarden bij snelle verkoop.
Voorts gaat het om gerealiseerde meerwaarden. Een (virtuele) waardestijging van een financieel actief zou niet belast worden.
Minderwaarden (gerealiseerde verliezen) zouden ook aftrekbaar zijn, doch enkel in de mate er in hetzelfde kalenderjaar ook meerwaarden op financiële activa zijn. Verliezen zijn met andere woorden niet overdraagbaar naar een volgend jaar
Als principe zal dan het positieve verschil tussen verkoopprijs en aanschaffingsprijs belastbaar zijn. Aankoop- en verkoopkosten mogen hierbij wellicht verrekend worden. Het is echter niet duidelijk hoe de berekening van de meerwaarde moet gebeuren bij financiële activa die in meerdere schijven (en tegen verschillende prijzen) zijn verkregen en vervolgens deels worden verkocht.
Een vrijstelling van 10.000 euro
Per jaar (en per persoon) blijven meerwaarden ten belope van 10.000 euro buiten schot. Deze zijn dus niet belastbaar. Wellicht moet u deze vrijstelling daadwerkelijk benutten om ervan te kunnen genieten. Stel dat u gedurende drie jaar geen transacties doet en vervolgens een aandeel verkoopt met een meerwaarde van 30.000 euro, zal u op dat moment over 20.000 euro 10% belasting moeten betalen. Sommige beleggers zullen daarom uit fiscale overwegingen wellicht bepaalde waardestijgingen via verkopen willen “vastklikken” om zodoende de jaarlijkse vrijstelling van 10.000 euro daadwerkelijk te benutten.
Een bijzondere regeling voor “aanmerkelijk belang” aandelen
Het regeerakkoord vermeldt een bijzondere regeling voor aandelenpakketten van min. 20% in een vennootschap. Men noemt dit in het regeerakkoord een “aanmerkelijk belang”. Een meerwaarde die daarop wordt gerealiseerd is slechts belastbaar tegen 10% voor zover de meerwaarde minstens tien miljoen euro bedraagt. Onder die grens geldt de volgende regeling:
- Meerwaarde tot 1.000.000 euro: vrijstelling
- Meerwaarde tussen 1.000.000 en 2.500.000 euro: tarief van 1,25%
- Meerwaarde tussen 2.500.000 en 5.000.000 euro: tarief van 2,50%
- Meerwaarde tussen 5.000.000 en 10.000.000 euro: tarief van 5%.
Het is onduidelijk hoe de grens van 20% wordt berekend. Is dit per persoon, of wordt rekening gehouden met aandelenpakketten in handen van partners, kinderen, andere familieleden? In eerdere ontwerpen van het regeerakkoord lag de grens overigens lager.
Ons komt het vreemd over om dergelijk belangrijk fiscaal onderscheid te maken tussen pakketten van 20% en deze van bijv. 5% tot 19,99 %. Meerwaarden op deze laatste zouden immers slechts kunnen genieten van de vrijstelling van 10.000 euro en voor het overige belast worden tegen 10%. Bij de uitwerking van de wet zou men mogen verwachten dat de (iets) kleinere pakketten minstens pro rata kunnen genieten van de gunstige voorwaarden voor aanmerkelijk belang aandelen
Een vrijstelling voor historische meerwaarden
Het regeerakkoord vermeldt dat “historische meerwaarden” niet belast worden. Er wordt met andere woorden rekening gehouden met de waarde van het financieel vast actief op datum van inwerkingtreding van de wet. Stel dat u tien jaar geleden een aandeel hebt gekocht voor 100 dat bij inwerkingtreding een waarde heeft van 500, dan zou derhalve enkel het positieve verschil met 500 bij latere verkoop belastbaar zijn. Het is minder duidelijk hoe dit werkt indien een effect na aankoop in waarde is gedaald. Wellicht zal voor de berekening van de meerwaarde alsnog rekening mogen worden gehouden met de oorspronkelijke aanschaffingswaarde.
Als principe is deze vrijstelling toe te juichen. Onduidelijk is echter hoe de waarde op datum van inwerkingtreding wordt bepaald. Voor beursgenoteerde effecten lijkt het logisch om naar de beurskoers te refereren. Voor effecten in buitenlandse munten zal dan wellicht de omrekeningskoers naar euro van die dag van toepassing zijn. Maar hoe te werk gaan voor niet genoteerde effecten?
Kan men hiertoe werken met een waarderingsrapport door een deskundige? En op welke wijze moet dergelijk rapport dan opgesteld worden? Of is het aangewezen alsnog de opgebouwde waarde op formele wijze uit te drukken? Alleszins heeft de regering willen vermijden dat belastingplichtigen zich genoodzaakt zouden zien hun latente meerwaarden op financiële activa te realiseren vóór de inwerkingtreding van de wet. Men mag dan ook verwachten dat zij hierop een passend antwoord zal geven, maar de inhoud van dit antwoord is onzeker.
Inwerkingtreding?
De aangekondigde heffing moet grondig uitgewerkt worden in wetgeving vooraleer zij in werking zou treden. Het is echter onduidelijk welke timing de regering voor ogen heeft. Zal dit nog in de loop van 2025 zijn of eerder pas vanaf 1 januari 2026? Ook op dit punt zijn wij genoodzaakt te wachten op meer informatie.
Geen vereenvoudiging
Alleszins wacht alle beleggers een feitelijke boekhoudverplichting. Zij zullen de aankoopverrichtingen van financiële activa moeten documenteren om na te gaan of bij verkoop winst of verlies is gerealiseerd. Vervolgens moeten zij deze gegevens verwerken in hun jaarlijkse aangifte personenbelasting en nagaan of de vrijstelling van 10.000 euro benut kan worden of niet.
Voor verrichtingen met “aanmerkelijk belang” aandelen is alles nog wat ingewikkelder. Bovendien blijven daarvoor blijkbaar ook de bestaande regelingen (en daaraan gekoppelde discussies) bestaan.
Heel wat extra werk dus, dat ook nog eens door de fiscus gecontroleerd moet worden. De kosten voor dit extra werk zullen waarschijnlijk wel niet aftrekbaar zijn van de meerwaarde. Van fiscale vereenvoudiging is op dit vlak dus geen sprake, wel integendeel.